Gemeenten willen wel, maar hebben meer steun nodig

Gepubliceerd 18 november 2020

Martine Leewis was in de eerste helft van 2020 klimaatambassadeur namens de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Ze heeft daarvoor gesprekken gevoerd met wethouders van 26 gemeenten over waar zij tegenaan lopen bij klimaatadaptatie. In dit interview vertelt ze meer over deze gesprekken en deelt ze haar bevindingen. Ook geeft ze aanbevelingen aan de VNG en het Rijk.

Wat was precies je rol als klimaatambassadeur?

‘De officiële term is eigenlijk ‘ambassadeur voor klimaatadaptatie bij gemeenten’. De opdracht was om gesprekken te voeren met wethouders, om te achterhalen wat hen helpt en hindert bij klimaatadaptatie in hun gemeenten. Ik ging bewust langs bij gemeenten waar de VNG weinig zicht op had. Wat gebeurt daar aan klimaatadaptatie? Omdat ik zelf wethouder ben geweest, waren het echt intercollegiale gesprekken. Die gesprekken gingen over: hoe krijg je klimaatadaptatie in de gemeente op de agenda, hoe weeg je af, hoe krijg je een adaptatieprogramma ingevoerd? En heb je genoeg goede voorbeelden, werk je samen in de regio, helpt een programma zoals Samen Klimaatbestendig? Wat kan de VNG voor je doen?’

Wat was het belangrijkste doel van de gesprekken?

‘De VNG wilde er met deze gesprekken achter komen hoe zij wethouders verder kon helpen bij de klimaatadaptatie-opgave in hun gemeenten. Daarnaast was het doel om de wethouders door die gesprekken zelf al verder op weg te helpen. We vonden het ook belangrijk om de wethouders duidelijk te maken dat de gesprekken niet bedoeld waren om te controleren of ze al genoeg deden aan klimaatadaptatie. Het doel was echt om ze ondersteuning te bieden.’

Wat voor inzichten hebben deze gesprekken je gebracht?

‘De gesprekken hebben me de volgende vier inzichten gebracht:

1. Alle wethouders zien het probleem van klimaatverandering: Ik heb geen enkele wethouder gesproken die klimaatverandering onbelangrijk vond. Ze vinden het allemaal een belangrijk thema en zien het ook al om zich heen gebeuren. Alle wethouders deelden de zorgen over klimaatverandering, van elke politieke kleur. Klimaatontkenners heb ik niet ontmoet. Ook maken ze zich grote zorgen om de afname van biodiversiteit. Veel wethouders willen klimaatadaptatie daarom combineren met vergroenen.

2. Wethouders van kleinere gemeenten zien alle opgaven in samenhang, en kijken dus door meerdere beleidsterreinen heen. Dat biedt veel kansen. Een mooi voorbeeld hiervan is de gemeente Zwijndrecht. Die gemeente is erg versteend en heeft last van hittestress. De volksbuurt in Zwijndrecht moest sowieso opgeknapt worden. Die wethouder bedacht: ‘Ik maak er één project van, waarbij we het riool vervangen en afkoppelen, en planten en bomen in de straten zetten. En we zorgen voor een grote vrachtwagen met containers waar de tegels van bewoners in kunnen. Daarna regelen we een paar vrachtwagens met tuinaarde.’ Dat is heel slim van die wethouder geweest: zij heeft met de bewoners meegedacht! Ze heeft het ze makkelijk gemaakt door vrachtwagens te regelen waarin ze hun tegels kwijt konden en door tuinaarde langs te brengen. Het resultaat: 70% van de bewoners deed mee! Als je echt met de bewoners meedenkt en samen met ze kijkt naar combinatiemogelijkheden, dan kun je ze meekrijgen en kan er echt iets ontstaan. Verschillende wethouders vertelden over dit soort projecten waarin ze meedachten met bewoners. Ik vond het heel inspirerend om te horen op welk niveau er koppelingen gelegd werden en waar de energie ontstond voor deze succesvolle projecten.

3. Gemeenten maken zich vooral zorgen over de droogte, bodemdaling en de afname van biodiversiteit. Wateroverlast en overstromingen spelen natuurlijk ook, maar daarvan hebben de wethouders het gevoel dat het wel onder controle is. Het probleem van bodemdaling voelen vooral de gemeenten in veengebieden, niet alleen in Zuid-Holland, maar ook in het Noorden. De huizen in Groningen waren natuurlijk al aan het zakken. Ze hopen eigenlijk dat het ‘mijnbouwschade’ is omdat daar een loket voor is, maar waarschijnlijk komen de verzakkingen deels ook door droogte. En daar is geen loket voor… Daar liggen de Groningse wethouders echt wakker van.

4. Gemeenten hebben het financieel echt heel zwaar op dit moment. Een van de wethouders had het over een grauwsluier die al twee jaar over zijn gemeente hangt. Ook die wethouder zag prachtige combinatiemogelijkheden om het stadshart te verduurzamen. Maar dat kost miljoenen, terwijl hij alleen maar aan het bezuinigen is. Veel gemeenten zitten in financiële problemen, wat grotendeels komt door de tekorten op WMO en de jeugdzorg. Daar komt nu de coronacrisis nog bovenop. Een van de gemeenten met wie ik contact had, is zelfs onder curatele gesteld. Zoiets heftigs heb ik in mijn dertig jaar bestuurlijke ervaring nog niet eerder meegemaakt. Ook provincies trekken aan de bel: gemeenten moeten bij de provincie hun begrotingen indienen, maar ze krijgen die niet sluitend. Dus er moet vanuit het Rijk echt iets gebeuren.’

Hoe ver zijn de meeste van deze gemeenten met stresstesten en risicodialogen?

‘Het grootste deel van de gemeenten heeft een stresstest uitgevoerd, al weet niet iedereen dat het zo heet. Risicodialogen zijn vaak al gevoerd of staan op de agenda. Zes wethouders gaven aan dat ze geen risicodialoog gaan voeren. Dat komt vooral door het financiële probleem: als er geen geld is om problemen aan te pakken, waarom zou je ze dan gaan bespreken? Ik sprak bijvoorbeeld een wethouder die vertelde dat de panden in het oude stadshart dreigen te verzakken door droogte. Ga dat maar eens vertellen in een risicodialoog. De eerste vraag die je dan krijgt, is natuurlijk: Wat gaan we eraan doen? Dan zeg je niet graag: Die schade moet je als huiseigenaar zelf betalen. Hoe communiceer je zoiets? Dat is bestuurlijk heel lastig.’

Zijn er al gemeenten die een uitvoeringsagenda hebben?

‘Daar zien we hetzelfde probleem als met risicodialogen: waarom zou je een uitvoeringsagenda opstellen als je geen geld hebt om de plannen uit te voeren? Dat is de spagaat voor veel gemeenten. Dit betekent overigens niet dat er niets gebeurt: in gemeentelijke plannen zie je veel agendapunten die je kunt labelen als klimaatadaptatie. Er wordt vaak al jaren regionaal samengewerkt, met buurgemeenten en het waterschap. Vooral op het gebied van wateroverlast is er al veel gebeurd. Veel gemeenten geven aan dat ze samen met het waterschap maatregelen hebben genomen en dat wateroverlast nu veel minder een probleem is. Droogte en hitte zijn een ander verhaal: dat zijn nieuwe problemen waar vaak nog geen plannen voor zijn.’

Wat zijn je belangrijkste aanbevelingen?

Mijn belangrijkste aanbevelingen aan de VNG en het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie zijn:

  1. Kijk scherp naar criteria voor cofinanciering in relatie tot de begrotingen in coronatijd en de tekorten in het sociaal domein. Cofinanciering maakt vaak het verschil tussen net wel of net niet. Cofinanciering betekent: gemeenten krijgen maximaal 33% vanuit het Rijk en kunnen een deel van de provincie en het waterschap krijgen. Maar een uitvoeringsprogramma voor klimaatadaptatie kost al snel een paar miljoen. Gemeenten moeten dan nog steeds zo’n vijf ton tot een miljoen zelf betalen. En dat is, zelfs voor grotere gemeenten, vaak erg lastig.
  2. Help wethouders met het onderbouwen van nut en noodzaak van een uitvoeringsprogramma. Heb aandacht voor de complexe problematiek in gemeenten en zorg dat er een verhaal is dat voor bestuurders kloppend en uitlegbaar is aan de gemeenteraad. Hoe ‘verkoop’ je als wethouder dat je vijf ton tot een miljoen nodig hebt voor klimaatadaptatie? Dat is erg ingewikkeld. Er is altijd ook geld nodig voor directere problemen, zoals de verbouwing van een basisschool, de herinrichting van een straat en armoedebeleid. Mijn advies is om wethouders in hun verhaal te ondersteunen met duidelijke en goed onderbouwde argumenten. Kom met een krachtige boodschap vanuit centrale overheden. Anders wordt klimaatverandering niet gezien als serieus probleem, maar als het speeltje van de groene wethouder…
  3. Meer stevigheid en duidelijkheid vanuit het Rijk versterkt de onderhandelpositie van de wethouders. Deel goede voorbeelden, wijs ze op de risico’s, help die risico’s kleiner te maken. Maak de onderhandelpositie van wethouders sterker. Wethouders nemen veel politieke risico’s als ze nieuwe dingen uitproberen en samenwerken. Dat zijn natuurlijk de interessantste projecten, als die succes hebben dan bereik je echt iets. Zoals het voorbeeld van Zwijndrecht, waar de wethouder samen met woningcorporaties en bewoners de riolering heeft afgekoppeld en de buurt heeft vergroend. Ook zag ik mooie voorbeelden in Zeeland en Groningen, waar gemeenten samen met kennisinstellingen werken aan innovatieve klimaatadaptatieprojecten. Maar stel dat zo’n project meer kost dan begroot, dan heb je als wethouder nogal wat uit te leggen..
  4. Sluit aan bij prioriteiten die leven. Gemeenten zijn sterk in de ruimtelijke vertaalslag van complexe opgaven, maar dan moeten gemeenten, ambtelijk en bestuurlijk, wel in staat zijn om die afwegingen te maken. Maak het gemeenten makkelijker door het programma meer bij hun eigen prioriteiten te laten aansluiten. Het Rijk heeft zijn eigen leefwereld, en daar is niets mis mee. Maar om dat te laten aansluiten bij wat er ‘in den lande’ leeft, is wel een vertaalslag nodig. De Impulsregeling is bijvoorbeeld niet bedoeld voor maatregelen tegen ‘hittestress’, omdat de Waterwet hier niets over zegt. Vanuit nationale logica glashelder, de Waterwet gaat alleen over watergerelateerde vraagstukken, dus droogte mag wel, en hitte niet. Maar voor een gemeente is het lastig als je in je klimaatadaptatiebeleid ook de relatie met hitte wilt leggen.’

Over Martine Leewis

Martine Leewis heeft dertig jaar ervaring met bestuurskundige advisering over water en klimaat. Ze heeft gewerkt bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat, waterschappen en gemeenten. Bij Arcadis is ze 13 jaar adviseur besluitvorming geweest op het gebied van water- en klimaatvraagstukken. Vijftien jaar geleden is ze politiek actief geworden bij GroenLinks, vooral achter de schermen: als bestuurder en landelijk werkgroeplid. Van mei 2018 tot september 2019 was ze wethouder in Leiden. Toen ze afscheid nam als wethouder, is ze meteen benaderd door de VNG om klimaatambassadeur te worden. Haar opdracht voor de VNG liep tot 1 juli 2020 en is inmiddels beëindigd. Martine is nu partner en adviseur bij ORG-ID.


Martine Leewis