Samenwerken aan een klimaatbestendige buurt

Gepubliceerd 7 september 2020

Samen Klimaatbestendig spreekt met Paul de Beer (wethouder Breda) en Karo van Dongen (Raad van Bestuur woningcorporatie Alwel en voorzitter Groene Huisvesters) over de invloed van klimaatverandering op woningcorporaties. We hebben het over bewustzijn van bewoners en hoe ze in beweging zijn te krijgen. Ook komen knelpunten aan bod, wat corporaties en gemeenten samen kunnen doen en welke stappen er nog te maken zijn.


Beheerder Alwel in gesprek met bewoner (Foto: Tim Eshuis)

Bewustzijn bij bewoners

Karo: “Als het een beetje slecht weer is, dan krijgen wij een hele batterij meldingen van mensen die wateroverlast ondervinden. Denk aan lekkages of waterproblemen op straatniveau. We krijgen relatief weinig meldingen van problemen door hitte, omdat mensen zich beperkt realiseren waar het mee samenhangt. Ik heb sowieso de indruk dat veel bewoners zich nog onvoldoende bewust zijn van de gevolgen van klimaatverandering en wat oplossingen kunnen zijn voor extreem weer. Ze zien wel dat er in het weerbeeld dingen veranderen, maar veel mensen hebben twijfels bij verduurzaming en bij de noodzaak van een klimaatakkoord. In de stad neemt het animo voor geveltuintjes wel toe, maar ik denk dat het besef nog heel beperkt aanwezig is. Het is eerder: ‘Ik schaf wel een mobiele airco aan!’, terwijl dat nu juist op de langere termijn een tegengesteld effect heeft.”

Paul: “Bovendien zijn voor bewoners vooral de woonlasten erg belangrijk en zijn ze bij hun keuzes meestal financieel gedreven.”

“We moeten niet als een bulldozer over de samenleving rijden.” - Paul de Beer

Vanuit de mensen zelf

Karo: “Wij praten nu heel veel over hoe we bewoners mee kunnen krijgen. Er zijn mooie voorbeelden van woningcorporaties, die bij de Groene Huisvesters zijn aangesloten, waarbij bewoners zelf kunnen aangeven welke maatregelen ze willen afnemen van hun corporatie. Het is een soort cafetariamodel, waarbij het vooral gaat over het geloof van mensen.”

Paul vult aan: “Als het uit de mensen zelf komt is de kans groter dat het meer wordt dan een klein pilot projectje. Wat we als grote organisaties, zoals de gemeente en de corporaties, vooral niet moeten doen is een hovenier inhuren en die alles laten uitvoeren om vervolgens tegen bewoners te zeggen dat het geregeld is. Het eigenaarschap voelen en om kunnen gaan met de beheerfase, dat is echt cruciaal voor transities. Iets groens neerzetten is geen ‘rocket science’. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat het fatsoenlijk onderhouden wordt, dat het betaalbaar is en dat het er over vijf jaar nog is. Ik ben voor een ‘heart en mind aanpak’, waarbij we mensen enthousiasmeren in plaats van dat we ze met regels dingen opleggen. We moeten niet als een bulldozer over de samenleving rijden. Tegelijkertijd vind ik dat je op sommige dingen, die je pertinent niet wil, iets harder moet sturen. In die fase zitten we nu wel. Als wethouder overweeg ik nu bijvoorbeeld om in nieuwe bestemmingsplannen op te nemen dat tuintjes maximaal vijftig procent betegeld mogen worden. Dit wordt elders in het land ook al wel gedaan.”

Karo: “Het gaat inderdaad om een stukje verleiding en om een stukje sturing. Volgens mij moeten we van een strategie waarbij we bij mensen langskomen en nadenken hoe we ze meekrijgen naar een aanpak van verleiden. Een goed voorbeeld van hoe dit kan werken is een van onze projecten bij bewoners van allerlei nationaliteiten in een hoog flatgebouw (Moerwijkzicht in Breda). We hebben daar per etage een bewoner gevonden die het voortouw wilde nemen. Dat bleken mensen te zijn die zich opeens enorm verdiepten in de techniek en die ook bereid waren om vaker met ons in gesprek te gaan. Vervolgens gingen zij hun medebewoners, soms zelfs met de hulp van tolken, vertellen waarom het een goed idee was. Als iemand van de gemeente of een corporatie hetzelfde verhaal vertelt, denken mensen: ‘Het zal wel’. Maar als de buurman zegt dat het een goed idee is, dan wordt de beweging vaak wel gemaakt.
Ook heb ik een voorbeeld van hoe het juist niet werkt. Een aantal jaar geleden zijn wij een project begonnen in een complex waarvan we dachten dat de woningen geschikt zouden zijn voor verduurzaming. We hadden ons hierbij verkeken dat de bewoners helemaal niet zo geschikt waren voor verduurzaming. Veel senioren zeiden: ‘Joh, ik ga binnen nu en een paar jaar verhuizen, laat me alsjeblieft met rust.’


Flat Moerwijkzicht Breda (Foto: Tim Eshuis)

Groene buurtjes

Paul voelt veel voor een wijkaanpak. “We hebben een project gedaan met Groene buurtjes, waarbij bewoners van een corporatiewoning en huiseigenaren samen in een aantal weekenden de buurt vergroenen. Helaas kwam corona dit voorjaar erdoorheen fietsen. Dat is wel jammer, want er zat heel veel energie in de aanloop van dit project. Waar we voorheen in wijken aanbelden met de vraag of mensen elkaar willen ontmoeten, gebruiken we een project als de Groene buurtjes nu als inhoudelijke aanleiding om contact te leggen met bewoners. Op die manier is het een lader voor een wijkproces, het verstevigen van sociale contacten in een wijk. En als iemand een andere reden heeft om mee te doen dan het klimaat is het ook goed. Het gaat uiteindelijk om het resultaat.”

Karo: “Volgens mij moeten we het samen doen. Dat sluit aan bij wat Paul erover zegt. Gelukkig staan er in een woonwijk nooit alleen maar sociale huurwoningen of alleen maar particuliere woningen. Wat we bij onze duurzame projecten al merken is dat particulieren steeds vaker geïnteresseerd zijn om mee te doen. Of iemand nou een huurder is of een woningeigenaar, dat wordt steeds minder relevant.
We zijn nu nog bezig met hoe we bewoners in beweging krijgen, maar ik verwacht dat er een tijd komt dat het gaat kantelen als de energielasten stijgen. De vraag is dan of wij onze bewoners wel kunnen bijbenen. Zij zijn namelijk financieel gedreven en ik kan me voorstellen dat bewoners straks zeggen: ‘Leuk dat ik in 2045 aan de beurt ben, maar ik wil nu.’ Wij worden dan steeds meer facilitator en steeds minder uitvoerder of initiatiefnemer. Als wij maar zorgen dat we aanhaken op goede initiatieven, dan krijgt het ook z’n waarde voor mensen.”


Moestuinproject met een bewoner van Alwel en Wonen Breburg (Foto: Tim Eshuis)

“We bouwen meer de lucht in, waardoor we de mogelijkheid krijgen om veel meer groen in de omgeving te realiseren.” - Karo van Dongen

De lucht in bouwen

Naast de acties gericht op bewoners zijn corporaties ook zelf aan de slag met aanpassingen aan het veranderende klimaat. Karo: “Bij nieuwbouw kunnen we zelf keuzes maken. We hebben al aardig wat ervaring met het bouwen van duurzame woningen. En wat betreft circulariteit en klimaatadaptatie kijken we nu ook echt naar de kavel waarop de woning staat en de omgeving eromheen. We proberen die al een stuk groener aan te leggen dan we in het verleden zouden hebben gedaan. Wat we ook doen bij nieuwbouw, en meenemen bij onderhoud van bestaande projecten, is verdichten. We bouwen meer de lucht in, waardoor we de mogelijkheid krijgen om veel meer groen in de omgeving te realiseren. Hierin is het wel zoeken naar een balans. Over het algemeen merk je dat mensen graag in een groene omgeving wonen, maar vanuit beheerperspectief is het niet altijd zo makkelijk. Want wat we ook wel zien, is dat we groen aangelegd hebben en dat het dan een vorm aanneemt waardoor mensen zich sociaal onveilig voelen. Dat is nog wel een aandachtspunt.
Verder organiseren we soms projecten vanuit onze medewerkers. Zo heeft een aantal van hen tegels uit tuintjes gehaald en oude schuttingen omgebouwd naar bloembakken die we aan bewoners hebben aangeboden. En her en der kijken we of we ook iets kunnen met groene daken of simpele dingen, zoals regentonnen in de tuin. Ook stimuleren we mensen om minder stenen in de tuin te leggen en stenen te vervangen door groen.”

“Vergroenen van tuinen concurreert met verduurzamen van woningen en van het gas afgaan.” - Paul de Beer

Beschikbare middelen

De corporaties zijn dus al hard aan de slag met aanpassingen en het meekrijgen van bewoners, maar er zijn ook knelpunten te noemen.
Paul: “Vergroenen van tuinen concurreert met verduurzamen van woningen en van het gas afgaan. Nieuwbouw realiseren is vaak niet rendabel voor corporaties, dus dat concurreert weer met hoe er met bestaand bezit wordt omgegaan. En gemeenten hebben het op het moment eerlijk gezegd ook niet zo heel erg makkelijk. De intrinsieke motivatie hier iets mee te doen is hoog, maar het is soms nog best wel puzzelen om tot een betekenisvol project te komen.”

Karo beaamt: “Dat heeft inderdaad te maken met de afweging die we moeten maken. We willen woningen betaalbaar houden, nieuwe woningen bouwen en voldoende woningen beschikbaar hebben. Daar staat gewoon heel veel druk op. Tegelijkertijd willen we verduurzamen in termen van C02-neutraliteit. We willen van alles, dus de keuze waar we middelen op inzetten, is wel lastig. Waar het bij CO2-neutraliteit nog te linken is aan financiën, besparingen op de energielasten, is dat voor klimaatadaptatie en circulariteit veel ingewikkelder. En daar zit denk ik een beetje de crux. Dit zou zich wel zo kunnen ontwikkelen. En tegelijkertijd realiseerde ik me toen Paul zat te praten: ooit zijn woningbouworganisaties ontstaan vanuit slechte woonomstandigheden. Zo waren er woningcorporaties die bijvoorbeeld ‘Licht en Lucht’ heetten. Het ging er toen om dat er voldoende licht en lucht in de woningen aanwezig was. Vanuit dit historisch perspectief past het ons dus om met klimaatadaptatie aan de slag te gaan. Het gaat niet alleen over betaalbaar wonen, maar ook over gezond wonen. Die gezondheid komt geleidelijk wel meer in het geding als we te maken krijgen met hitte in woningen. Ik realiseer me nu dat we moeten nadenken over welk deel van de investeringsruimte we daaraan kunnen besteden. Bovendien denk ik dat dit gezondheidsaspect bij corporaties nog behoorlijk onderbelicht is. Ik denk dat als dit besef gaat ontstaan, niet alleen bij individuen maar ook bij instituten als de onze, dat je dan echt meters gaat maken.”

Samenwerking gemeenten en woningcorporaties

Volgens Karo is er ook nog veel meer te halen uit de samenwerking tussen gemeente en corporaties. “Het is voor de gemeente zoeken en het is voor de corporatie zoeken. We hebben allebei de ambitie en oog voor aanpassingen aan het klimaat, maar de samenwerking kan zeker nog wel intensiever.”

Paul: “In Breda kijken we hoe we grote ontwikkelprojecten kunnen koppelen aan de bestaande stad. Dit biedt ook mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen op buurt- of wijkniveau. Iets nieuws zetten we in principe gewoon klimaatbestendig neer. Maar is het dan niet mooi om die momenten aan te grijpen om de bestaande stad in die buurt ook mee te laten profiteren van die nieuwe ontwikkelingen? Als we de openbare ruimte aan het vergroenen zijn, kunnen we dat ook doen bij aanpalende bestaande straten. Dat is onze actuele denklijn, waar veel energie op zit en waar corporaties en gemeente elkaar heel natuurlijk kunnen vinden.”

“We zijn heel erg vaak allemaal ons eigen wiel aan het uitvinden. En dat is doodzonde.” - Karo van Dongen

Delen van kennis

Begin oktober bezoekt de Deltacommissaris Breda. Paul en Karo zijn daarbij. Paul wil de Deltacommissaris laten zien hoe de corporaties en de gemeente sommige dingen al goed samen organiseren. “Ik wil hem vragen daar een lans voor te breken op landelijke schaal. En misschien ga ik hem ook wel vragen ervoor te zorgen dat gemeenten en corporaties investeringscapaciteit krijgen om dat nog meer te kunnen doen. Verder ga ik de Deltacommissaris met mijn Bredase pet op vragen hoe hij ons regionale watersysteem, dat helemaal samenkomt in Breda, samen met ons wil aanpakken. Dan kunnen wij mooie woningen op een klimaatbestendige manier realiseren aan dat water.”

Karo ziet vooral een rol van de Deltacommissaris in het verbinden. “Er zijn steeds meer initiatieven die allemaal lokaal of in het beste geval regionaal vormgegeven worden. Volgens mij kan hij en zijn achterban een belangrijke rol spelen in het faciliteren van verbindingen, zodat kennis gedeeld wordt en het niet lokaal blijft hangen. Het lijkt mij goed dat we van elkaar weten wat waar gebeurt en dat we daar ons voordeel mee kunnen doen.
Hetzelfde zou ik eigenlijk aan de VNG en Aedes willen vragen. Gemeente Breda loopt zeker voor op andere gemeenten wat betreft aanpassingen aan klimaatverandering. VNG zou een rol kunnen spelen in het delen van die kennis en het verbinden van partijen hierop. Mijn oproep aan Aedes: zorg ervoor dat de kennis ergens bij elkaar komt en dat corporaties kennis van elkaar kunnen overnemen. We zijn heel erg vaak allemaal ons eigen wiel aan het uitvinden. En dat is doodzonde.”

Over Paul de Beer

Paul de Beer houdt zich als wethouder bezig met stedelijke ontwikkeling, vastgoed, klimaat en regionale samenwerking. Een van de pijlers van Breda is samen te vatten in drie woorden; groen, gastvrij en grenzeloos. Vanwege de nadrukkelijke ambitie heeft de gemeente er dit termijn extra middelen voor beschikbaar gemaakt. Ook neemt Paul als VNG-vertegenwoordiger deel aan het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie van het Deltaprogramma.

Over Karo van Dongen

Karo van Dongen is voorzitter van de Groene Huisvesters. Groene Huisvesters is een samenwerking tussen corporaties, het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Woonbond en Aedes om de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad te versnellen. De Groene Huisvesters probeert nu ook op de thema’s klimaatadaptatie en circulariteit verbindingen te leggen met andere sectoren. Ook is Karo bestuurder bij Alwel, een woningcorporatie actief in Breda, Ettenleur en Roosendaal. Alwel verhuurt zo’n 26.000 woningen, maar ook garages, parkeerplaatsen, winkels en sociaal culturele centra.


Paul de Beer

Karo van Dongen

Dit verhaal maakt onderdeel uit van een reeks klimaatverhalen van Samen Klimaatbestendig. Bekijk andere verhalen.