Klimaatadaptatie: ‘Juist in de uitvoering moeten we het samen doen’

Gepubliceerd 26 juni 2018

Werkatelier op 7 juni leverde raamwerk op voor grote Europese subsidieaanvraag.

Een gevarieerde groep professionals is begin juni gestart met een gezamenlijke subsidieaanvraag voor een groot Integraal Project (IP) onder het Europese LIFE-programma. Als de aanvraag succesvol is, kan dit IP een belangrijke impuls geven aan de uitvoering van de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS).

IMG-20180607-WA0005

De kop is eraf: de eerste stappen zijn gezet richting een grote subsidieaanvraag voor een Integraal Project (IP) onder het Europese LIFE-programma. Circa 80 spelers uit allerlei gelederen kwamen op 7 juni bijeen voor een werkatelier om te brainstormen over een voorlopige projectaanvraag. Een eerste concept van die voorlopige aanvraag is op 25 juni gepresenteerd (zie downloads rechts boven aan deze pagina document A en document B). Begin september 2018 zal het ministerie van IenW de definitieve ten-pager in Brussel indienen.

Als de definitieve aanvraag in 2019 wordt goedgekeurd, dan stelt de Europese Commissie 10 miljoen euro beschikbaar voor de uitvoering van het IP over een looptijd van 6 tot 10 jaar, vanaf 2020.

Integrale Projecten zijn bedoeld als katalysator voor het opzetten en uitvoeren van projecten op diverse beleidsterreinen, waaronder klimaat. Het IP dat nu wordt voorbereid, onder leiding van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), moet met name lokaal-regionale projecten rond klimaatadaptatie met elkaar verbinden. Daarnaast geeft het met Europees geld een extra impuls aan het versneld en beter uitvoeren van de NAS.

Ten-pager

Allerlei partijen namen deel aan het werkatelier, van gemeenten, provincies en waterschappen tot GGD’en, ngo’s en bedrijven. “Tijdens de werksessie hebben zij samen een inventarisatie gemaakt van knelpunten bij het uitvoeren van de NAS”, vertelt Jeroen van Leuken van het RIVM, coördinator van de aanvraag. “We stelden onszelf de vraag: waarom werken we hieraan? Waar lopen we tegenaan? Hoe gaan we daarmee aan de slag, en wie neemt het voortouw?”

Met de uitkomsten van die brainstorm heeft een kleine groep professionals zich vervolgens drie dagen teruggetrokken ‘op de hei’ in Rotterdam om te werken aan een concept van een zogeheten ten-pager: een beknopte subsidieaanvraag. Als de Europese commissie die dit najaar goedkeurt, dan mag het team een uitgebreide aanvraag doen. “De ten-pager moet de urgentie van het project beschrijven”, legt Van Leuken uit. “Het is een raamwerk dat antwoord geeft op vragen als: wat zijn de mogelijke gevolgen van klimaatverandering voor de verschillende regio’s in Nederland? Waarom moeten we versneld inzetten op klimaatadaptatie? En welke knelpunten zijn er in de uitvoering van de NAS?”

Gezamenlijk aanpakken

Van Leuken blikt tevreden op het werkatelier terug. “Ten eerste was de opkomst twee keer zo hoog als we hadden verwacht”, vertelt hij. “Dat geeft aan hoezeer het onderwerp leeft en hoe groot de behoefte aan samenwerking is. Tijdens het atelier zijn meteen de eerste verbindingen gelegd.”

Van Leuken vond de betrokkenheid en energie van de deelnemers opvallend groot. “Iedereen was het erover eens: klimaatverandering is een probleem van ons allemaal. We moeten het gezamenlijk aanpakken, met name op lokaal en regionaal niveau, maar het Rijk kan ook een belangrijke rol spelen.”

Het werkatelier kwam op een geschikt moment: gemeenten geven nu hun colleges vorm en werken aan hun omgevingsvisies en -plannen, in een context waarin er naast klimaatadaptatie meer grote uitdagingen spelen, bijvoorbeeld rond energie en mobiliteit. Van Leuken: “Iedereen ziet het belang van een integrale aanpak daarvan, en wil daar snel mee aan de gang. De grote vraag is natuurlijk hoe. Daar kan dit traject een antwoord op geven.”

Vijf hoofdpunten

Tijdens het werkatelier deden de deelnemers vijf constateringen, die een plek kregen in de concept-ten-pager. Ten eerste ontbreekt er nog veel toegankelijke en begrijpelijke kennis, met name over de effecten van klimaatverandering en de effectiviteit van adaptatiemaatregelen. “Wat helpt nu waar het beste”, verduidelijkt Van Leuken, “en hoe kunnen we eventuele negatieve neveneffecten voorkomen en extra inzetten op positieve neveneffecten? Het delen van best en worst practices kan daarbij een grote rol spelen.”

Ten tweede vergt klimaatadaptatie een beleidsagenda voor de lange termijn. Dat is een uitdaging, tegen de achtergrond van vierjarige regeercycli. Het is zaak integraal beleid te maken dat ook inspeelt op andere grote ontwikkelingen, zoals de energietransitie.

Ten derde is er een groot verschil in urgentiebesef tussen sectoren en regio’s. “Waterschappen zijn al heel ver, evenals bepaalde publieke en private organisaties”, aldus Van Leuken. “Maar sectoren op het gebied van bijvoorbeeld gezondheid, landbouw en de bebouwde omgeving zitten nog veel minder in de uitwerkingsfase. Hetzelfde geldt voor de regio’s: er zijn duidelijk koplopers.”

Een vierde punt is het feit dat er verkokering is binnen en tussen overheden. “Dat onderstreept het belang van een integrale aanpak”, zegt Van Leuken. “Hoe kun je bijvoorbeeld de afdelingen ruimtelijke ordening en volksgezondheid binnen een gemeente beter laten samenwerken om een klimaatbestendige én gezonde leefomgeving te creëren?”

Ten slotte is klimaatadaptatie een vraagstuk dat mogelijk grote investeringen vergt. Van Leuken:  “Door slim te plannen kun je het leed verzachten. Als ergens groot onderhoud is gepland, dan kun je meteen ook aanpassingen doorvoeren met het oog op klimaatadaptatie.” Voor sommige ambities, zoals vergroening van de stad, blijven grote investeringen onvermijdelijk. “Dan is het zaak de partijen te overtuigen van de langetermijnwinst die dat oplevert.”

Concrete projecten

De concept-ten-pager die op 25 juni is gepresenteerd, benoemt de uitdagingen en knelpunten. Een volgende versie, die begin juli gereed is, zal ook mogelijke projecten noemen die onder de paraplu van het IP kunnen vallen. “Daar zijn heel concrete uitvoeringsprojecten bij”, vertelt Van Leuken, “zoals een klimaatstraat in Apeldoorn die als pilot kan dienen voor vergroening. Maar er zijn ook grootschaliger programma’s bij die zich richten op kennisopbouw en –uitwisseling, zowel op regionaal als op nationaal niveau. Een voorbeeld daarvan is het Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat.”

De LIFE IP-subsidie is niet primair bedoeld voor de financiering van nieuwe projecten, zo benadrukt Van Leuken. Het voornaamste doel is het leren en faciliteren van samenwerking tussen overheden, instituten, bedrijven en ngo’s, tussen regio’s en tussen sectoren. Dat moet resulteren in netwerken van spelers die elkaar ondersteunen met kennis en ervaringen, en die projectplannen met elkaar integreren. Zo dient het Europese geld als hefboom, ofwel multiplier, van bestaande financieringsvormen. Daarnaast stelt LIFE beperkt budget beschikbaar voor cofinanciering van de uitvoering van projecten. Die projecten moeten dus ook altijd eigen financiering inbrengen.

Vervolgstappen

De komende maanden zullen de betrokken partijen de concept-ten-pager verder aanscherpen en aanvullen. Op 2 juli zal een adviesgroep met vertegenwoordigers van ministeries, waterschappen, kennisinstellingen, gemeenten en provincies erover vergaderen. “Het moet een breed gedragen voorstel worden”, benadrukt Van Leuken, “want juist in de uitvoering moeten we het samen gaan doen.”

Begin september 2018 zal het ministerie van IenW de definitieve ten-pager in Brussel indienen. Wordt die goedgekeurd, dan mag de groep in maart 2019 een uitgebreide aanvraag doen, waar de Europese Commissie een halfjaar later over beslist. Na eventuele toekenning kunnen in 2020 de eerste projecten van start gaan. Iedere twee à drie jaar volgen dan tussentijdse evaluaties en indiening van nieuwe deelplannen.

Wat er nu ligt is al een heel mooi begin, vindt Van Leuken: “Ik heb er alle vertrouwen in dat we met elkaar een goed voorstel gaan indienen. Iedereen is overtuigd van de urgentie, en er is een grote bereidheid tot samenwerken.”

Meer informatie:

Neem voor meer informatie contact op met Jeroen van Leuken (coördinator van deze LIFE-aanvraag), Stef Meijs (projectleider NAS) of met één van de andere leden van het projectteam. Binnenkort wordt ook een webpagina geopend op www.ruimtelijkeadaptatie.nl.

Het projectteam bestaat uit:

  • Stef Meijs, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (projectleider NAS), stef.meijs@minienm.nl
  • Jeroen van Leuken, RIVM, jeroen.van.leuken@rivm.nl, 0615246114
  • Gerald-Jan Ellen, Deltares
  • Kim van Nieuwaal, Stichting CAS
  • Hilde Westera, Ministerie IenW
  • Prisca Haemers, Rijkswaterstaat Bureau Brussel
  • Astrid Hamer, RVO